Bosuil
Het zijn geheimzinnige vogels, die bosuilen. Ze komen voornamelijk ’s nachts tot leven. Daardoor zie je ze zelden, maar je kan ze wel horen. Vooral in de winter kun je de mysterieuze roep van deze uil opmerken. In februari leggen ze soms al de eerste eieren.
Ga ’s winters maar eens stilletjes in het bos tegen een boom zitten als de schemering invalt. Met een beetje mazzel hoor je de spookachtige roep van het mannetje: een diep 'oe- hoe-hoe-hoeee’.
Zo laat de uil zijn territorium aan andere mannetjes weten. Maar het kan ook een lokroep zijn voor een vrouwtje. Die is voor haar kilometers verderop nog te horen. Zij weet, daar zit een mannetje in zijn territorium. En die heeft misschien wel een mooie woonplek met een goed voedselaanbod.
Geïnteresseerde vrouwtjes antwoorden luidkeels met ‘ku-wiek’. Dat kan het startsein zijn van paarvorming voor het leven. Bosuilen zijn heel honkvast en blijven elkaar trouw. Als het klikt, begint het nestelen al in de winter en worden in februari al de eerste eieren gelegd.
Hoe herken je een bosuil?
- Relatief grote kop zonder oorpluimen
- Rond gezicht met zwarte ogen
- Gedrongen lichaam (circa 35-42 cm)
- Grijs, grijsbruin of bruinrood verenkleed
- Vrij korte vleugels met donkere dwarsbandjes
- Witte schoudervlekken
- Korte, wigvormige staart
Roestbomen
Bosuilen leven, hoe kan het ook anders, vooral in het bos, maar ook in andere landschappen waar veel bomen staan, zoals parken, tuinen en kerkhoven. Voorwaarde is wel dat er holle bomen zijn of grote nestkasten waar ze in kunnen broeden.
Bosuilen hebben vaak een favoriete ‘roestboom’ of groepje bomen, een vaste stek waar de ze rusten. Meestal zijn het verscholen plekken, zoals dichte sparren of boomholtes. Overdag knappen ze er een uiltje. ’s Nachts vliegen ze uit om te gaan jagen. Met een gevulde maag keren ze dan weer terug naar hun roestplaats. Onder zo’n plek kun je vaak braakballen vinden, waarmee de uilen zich ontdoen van onverteerbare prooidierresten zoals botten en haar.
Excellente jager
Zodra de duisternis zich aandient, worden bosuilen actief. Met geruisloze slagen vliegen ze tussen de bomen. Vaak verlaten ze de echt dichte bospercelen en zoeken ze open structuren op om je gaan jagen.
Grote ogen
Met zijn grote ogen kan hij een muis al van veraf kan zien. Ze staan vast in de schedel; voor spieren die de ogen kunnen laten draaien is geen plaats. De ogen staan ook dicht bij elkaar. Dichtbij zien ze daarmee niet al te scherp, maar ze kunnen we perfect de diepte inschatten.
Flexibele nek
Om toch alle kanten op te kunnen kijken beschikt de bosuil net als andere uilen over een uiterst flexibele nek die hij liefst 270 graden kan draaien. Met dank aan zijn vele nekwervels, waarmee de uil zijn kop ook ondersteboven kan keren. Dat alles zonder hoofdpijn; tussen de wervels zit genoeg ruimte voor de nekslagaders. De uil kan zo zijn nek ook flink uitrekken.
Asymmetrische oren
Bosuilen speuren hun jachtterrein af op basis van geluiden. Daarvoor beschikken ze over een ingenieus gehoor. De oor-openingen, verstopt achter de kopveren, zitten links en rechts niet op dezelfde hoogte. Het geluid van een scharrelende muis komt daardoor bij het ene oor net iets eerder aan dan bij het andere. Het verschil in aankomsttijd tussen beide oren helpt de uil bij het lokaliseren van zijn prooi.
Stevige klauwen
Met zijn scherpe klauwen plukt een bosuil zijn prooi met gemak van een tak of uit het gras. De kans op misgrijpen is uiterst gering, ondanks zijn matige zicht op korte afstand. Elke poot heeft twee tenen maar achteren en twee naar voren. En grijpen doet de uil met beide poten tegelijk.
Haakvormige snavel
Bosuilen hebben een haakvormige snavel die deels door veren wordt bedekt. Met zijn snavel scheurt hij soms stukjes van zijn prooi los, maar veel werk maakt hij daar niet van. De prooi gaat vaak in zijn geheel naar binnen. Enkele uren na de maaltijd spuugt de uil een braakbal uit met onverteerbare restjes zoals botten en haren.
Gevarieerd menu
Bosuilen nemen het niet zo nauw wat prooidieren betreft. Bosmuizen, woelmuizen, spitsmuizen, ratten, vleermuizen, konijnen, hazen, eekhoorns, mollen, vogels, kikkers, kevers of slakken, er gaat van alles naar binnen.
Wel hangt het menu sterk samen met het aanbod. Als echte territoriale vogel jaagt de bosuil op wat op dat moment voorhanden is. De bosmuis is in veel gebieden de meest gegeten prooi, maar in een slecht muizenjaar schakelt de bosuil over op bijvoorbeeld bosvogels zoals lijsters, mezen en spechten.
Uilskuikens
Bosuilen nestelen meestal in boomholtes van grote bomen, maar een (uilen)nestkast slaan ze ook niet af. In open landschappen broeden ze ook in holle knotbomen.
Het vrouwtjes legt soms al in februari, maar meestal in maart de eieren. Gewoonlijk zijn het er 2 tot 4, maar in jaren met veel voedselaanbod kan dat aantal oplopen tot 7. Is er weinig voedsel, dan blijft het bij 1 ei of wordt het broedseizoen zelfs overgeslagen. Het broeden is het werk van het vrouwtje, het mannetje zorgt voor de aanvoer van voedsel. Ook als de kuikens geboren zijn, blijft het vrouwtje voorlopig nog op het nest om haar kuikens te voeren. Pas na 4 tot 5 weken verlaten ze het nest.
Waar veel vogeltjes vanuit het nest een proefvlucht maken, gaat dat bij een jonge bosuil net wat anders. Vliegen kan ie nog niet, maar hij klimt op een tak, vaker nog kukelt hij wat onhandig naar beneden. Met zijn scherpe klauwen klimt hij weer omhoog de boom in. De donzige kuikens worden dan ook wel ‘takkelingen’ genoemd.
Als je in het bos zulke pluizige bolletjes tegenkomt, laat ze dan liggen. Ze zien er misschien hulpeloos uit, maar zijn dat niet. En hun ouders zitten in de buurt.
De takkelingen worden vanaf die tijd nog enkele weken gevoerd en er wordt gestart met vlieglessen. Maar ook als ze kunnen vliegen, blijven ze nog maanden hangen rondom hun geboorteplek. Tegen de herfst moeten ze hun vertrouwde omgeving echt verlaten.
Uitzondering
De bosuil is de meest voorkomende uil in Nederland en de stand is met circa vijfduizend broedparen de laatste jaren vrij stabiel. Mogelijk profiteert de bosuil van de toename van bos in Nederland en het ophangen van nestkasten.
De bosuil is daarmee een beetje een uitzondering. De steenuil en kerkuil, liefhebbers van kleinschalig boerenland, gaan al jaren achteruit. De ransuil komt nog redelijk algemeen voor, maar gaat ook al jaren achteruit, met name in landbouwgebieden. En de velduil is uiterst zeldzaam geworden door verlies aan vochtige leefmilieus.
Alleen de oehoe is een lichtpuntje. Die broedt nu op enkele plekken in Nederland, zoals op de Sint-Pietersberg en in Salland, maar is nog wel een zeer schaarse soort.
Excursies over bosuilen
Wil je meer weten over de bosuil en deze prachtige vogels van nabij meemaken? Ga dan eens mee met de boswachter. Natuurmonumenten organiseert in verschillende bosgebieden speciale bosuilen-excursies, vooral in de late herfst. Hij laat zich in deze tijd van het jaar goed horen en wellicht ook zien.